Zie dit even voor je:
Moeder met haar kind in de supermarkt. Het kind pakt een zak met spekjes uit het rek.
Moeder: “Ik wil niet dat je dat uit het rek pakt!”
Kind: “Maar ik wil dat kopen!!” en gooit het in de kar.
Moeder: “Ik wil niet dat je dat doet. Dat gaan we NIET kopen!”
Kind: “Wèhèèll!”
Moeder, luid: “Nee, ik wil dat niet!”
Kind, krijsend: “Wel, laatst mocht het ook!”
Moeder, nog luider: “Nu heb ik al drie keer gevraagd of je dat teruglegt en je hebt het nog steeds niet gedaan! Waarom gaat het nou nooit eens gemakkelijk met jou?”
Waarom lukt het de moeder niet om haar kind het gewenste gedrag te laten vertonen? We gaan er eens even stapje voor stapje naar kijken.
Het kind pakt een zak met spekjes uit het rek.
Moeder: “Ik wil niet dat je dat uit het rek pakt!”
Tja, moeder vertelt het kind over haar wensen. over wat ze wel of niet wil. Maar het kind was met een heel ander agendapunt bezig, namelijk met zijn eigen wensen, een zak spekjes kopen. En trouwens, wat wil moeder hier eigenlijk? Ze wil dat het kind de spekjes teruglegt. Maar die opdracht geeft ze niet; ze zegt dat ze niet wil dat het kind de spekjes uit het rek pakt. Zal het kind dan denken: ‘O, mijn moeder wil het niet, laat ik het dan ook maar niet doen.’ En dan ook nog de discipline opbrengen om het niet te doen? Dat is een illusie, dat gaat geen enkel kind doen. Als je wilt dat het kind doet wat jij wilt, dan zul je toch echt moeten zeggen: “Dat mag niet. Leg maar terug.” Je bent duidelijk en zegt wat het kind wèl moet doen: terugleggen. Dit zeg je overigens met een neutrale, vriendelijke stem.
Wat er ook nog speelt, is dat het kind iets zegt, maar moeder niet laat merken dat ze het gehoord heeft. Het is belangrijk om dat wel te doen. Wij mensen, en ook kinderen, willen heel graag gehoord worden. Liever nog, dan onze zin krijgen. Dus zeg liever: “Jij wilt dat kopen!” “Ja” zegt het kind dan en de emotie vloeit al een beetje af. “Jij wilt de spekjes kopen. Dat mag niet van mij.”
Het kind zal dan vragen: “Waarom niet?” en dan zeg jij: “Ik vind het te duur.” Of: “Ik vind het ongezond.” Dikke kans dat je kind zegt: “Wat stom! Bij Niels mogen ze dat wel!”
Jij laat weer merken dat je het gehoord hebt en zegt: “Je vindt het stom dat je dat niet mag. Niels mag het wel.” Laten merken dat je het gehoord hebt, ervaart je kind als respect voor zijn verhaal of mening en emoties vloeien af.
Kind: “Wèhèèll!”
Moeder, luid: “Nee, ik wil dat niet!”
Kind, krijst: “Wel, laatst mocht het ook!”
Moeder, nog luider: “Nu heb ik al drie keer gevraagd of je dat teruglegt en je hebt het nog steeds niet gedaan!
Al drie keer gevraagd??? Moeder heeft het niet één keer gevraagd. Ze heeft drie keer mededelingen gedaan over haar wensen. En trouwens: je moet het ook niet vragen, want op een vraag mag je altijd ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden en in dit geval mag dat niet, in dit geval is het een opdracht.
Zeggen dat iets niet mag vinden sommige ouders spannend. Daarom zeggen ze liever “ik wil niet dat je…”. Een kind is altijd op zoek naar duidelijkheid en veiligheid. Hij vindt het echt heel fijn om te weten waar hij aan toe is. Oké, misschien is er teleurstelling. Dat kan en dat mag. Dat kan het kind aan. Help je kind door naar hem te luisteren en leer je kind ‘jammer’ zeggen.
Samenvattend:
– Zeg “Dat mag niet.” gevolgd door wat het kind wèl moet doen. (Dus niet: “Ik wil niet dat je …”)
– Laat merken dat je je kind gehoord hebt. “Je vindt het stom dat…”
– Bedenk even: wil je een vraag stellen of een opdracht geven? Op een vraag kan het antwoord ‘ja’ of ‘nee’ zijn. Een opdracht is iets wat moet.
Een tip tot slot: Het is sowieso een goed idee om je kind in de supermarkt een taakje te geven.
“Leg de komkommer maar in de kar.” En als dat gedaan is, geef je een volgende taak. Kinderen willen supergraag helpen.
Heb je vragen of opmerkingen over deze blog? Stuur me een mailtje!